30 Dec Advocaat geschorst
De Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch heeft een advocaat (de verweerder) geschorst na een dekenbezwaar over Wwft-aangelegenheden. De advocaat heeft nagelaten (tijdig) een melding te doen van een ongebruikelijke transactie bij de FIU. De advocaat heeft een contant bedrag van € 570.000,- door zijn tussenkomst en op zijn instructie giraal laten maken en op zijn derdengeldenrekening laten overmaken. Dit is gelijk te stellen aan een contante betaling. Hiermee is voldaan aan objectieve indicator, zodat verweerder een melding had moeten doen. Verder heeft verweerder tot 6 september 2023 geen schriftelijk Wwft-beleid gevoerd en heeft hij in strijd gehandeld met artikel 6.27 Voda. Er is de advocaat een schorsing van 18 weken opgelegd, waarvan 12 weken voorwaardelijk. Lees hier de gepubliceerde uitspraak: ECLI:NL:TADRSHE:2024:174.
Samenvatting
1. Te ver doorgevoerd in belangenbehartiging
Reden: De raad erkent dat verweerder handelde uit een intentie om cliënten te helpen bij het giraal maken van contante gelden uit een nalatenschap.
Kritiek: Verweerder heeft echter onvoldoende professionele afstand bewaard, waardoor hij zijn rol als onafhankelijk advocaat te buiten is gegaan.
2. Niet-naleven van meldplicht
Melding bij de FIU: De advocaat heeft meegewerkt aan een ongebruikelijke transactie, maar heeft deze niet gemeld bij de Financial Intelligence Unit (FIU), zoals verplicht onder de Wwft.
Schending van de Voda: Naast het nalaten van melding, heeft de advocaat ook contante gelden aangenomen in strijd met artikel 6.27 van de Voda.
3. Onvoldoende kantoororganisatie
De advocaat heeft zijn kantoororganisatie niet voldoende ingericht om naleving van de Wwft te waarborgen, wat hem tuchtrechtelijk wordt aangerekend. Dit wijst op structurele tekortkomingen in compliance en risicobeheersing.
4. Stevige sanctie
Schorsing: De raad acht een schorsing van 18 weken, waarvan 12 weken voorwaardelijk, passend. Deze maatregel dient als waarschuwing voor de advocatuur in het algemeen en de advocaat in het bijzonder.
Preventieve functie: De raad benadrukt het belang van de Wwft en het voorkomen van witwassen als kernreden voor de maatregel.
5. Geen ruimte voor verzachting
Hoewel de advocaat pleitte voor een lichtere maatregel, mede omdat het dekenbezwaar volgens de deken een bewustwordingsdoel dient, heeft de raad dit argument verworpen. Het gewicht van de overtredingen rechtvaardigt volgens de raad een zware sanctie.
Wat een behoorlijk advocaat betaamt
In de uitspraak worden een aantal onderwerpen behandeld. Deze licht ik toe in deze bijdrage.
Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat de advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De deken verwijt de verweerder het volgende.
a) De advocaat heeft tot 6 september 2023 in strijd met zijn verplichtingen als verantwoordelijke binnen het kantoor niet zorggedragen voor de aanwezigheid van een Wwft-risicobeleid en kantoor-specifiek risicobeleid;
b) De advocaat heeft een in een aanvullende opdrachtbevestiging omschreven dienstverlening ten onrechte niet als Wwft-dienst aangemerkt, heeft de transactie ten onrechte niet als ongebruikelijk aangemerkt en heeft ten onrechte geen melding gedaan bij de Financial Intelligence Unit-Nederland als bedoeld in hoofdstuk 3, meer in het bijzonder artikel 16 lid 1, van de Wwft;
c) De verweerder heeft in strijd met artikel 6.27 lid 3 van de Verordening op de advocatuur (hierna: Voda) gehandeld doordat hij een geldbedrag in contacten met een waarde van € 5.000,- of meer (te weten een bedrag van € 572.179,-) heeft aanvaard, zonder voorafgaand overleg met de deken te plegen;
d) De advocaat heeft in strijd met zijn geheimhoudingsplicht, de kernwaarde vertrouwelijkheid en gedragsregels 1 en 3 gehandeld door naar zijn mening onverplicht en met tegenzin een Wwft-melding te doen, enkel omdat de deken als toezichthouder heeft aangekondigd over te gaan tot het doen van een melding.
Wwft-risicobeleid
De Wwft is van toepassing op banken en andere financiële ondernemingen, alsmede op aangewezen natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen handelend in het kader van hun beroepsactiviteiten.
Het contante geld moest worden gestort op een bankrekening. Gezien de omvang wilden de gevolmachtigden dit laten regelen door een professionele partij. Dit werd [het geldtransportbedrijf]. Zij konden deze opdracht niet zelf verstrekken aangezien [het geldtransportbedrijf] niet werkt in opdracht van particulieren maar alleen in opdracht van bedrijven. De gevolmachtigden hebben de advocaat een aanvullende opdracht verstrekt met de omschrijving:
“Het ontvangen van het contante gedeelte van de nalatenschap van [K-C] op de Stichting Derdengeldrekening van [het advocatenkantoor] teneinde dit onverwijld door te storten op de ervenrekening van de nalatenschap zijnde de bankrekening met rekeningnummer, ten name van Erven van [K-C]. Teneinde het ontvangen van het contante gedeelte van de nalatenschap te bewerkstelligen zal [het advocatenkantoor] aan [het geldtransportbedrijf] een opdracht verstrekken om het contante gedeelte van de nalatenschap op te halen en af te storten op de Stichting Derdengeldrekening van [het advocatenkantoor].” Dit is zo uitgevoerd door de advocaat.
Het standpunt dat geen sprake was van het beheren van geld, als bedoeld in artikel 1a, lid 4, onder c, onder 1°, onder ii, van de Wwft, omdat het geld onmiddellijk na binnenkomst werd overgemaakt naar de notaris, had de verweerder inmiddels verlaten.
De opdracht uitgevoerd door de advocaat, valt onder hoe dan ook onder de in het vierde lid aangewezen beroepsactiviteiten, specifiek onder artikel 1a lid 4 onderdeel c onder 2°: zelfstandig onafhankelijk beroeps- of bedrijfsmatig optreden in naam en voor rekening van een cliënt bij enigerlei financiële transactie of onroerende zaaktransactie. Omdat de beroepsactiviteit specifiek wordt genoemd in artikel 1a, vierde lid onderdeel c, is de Wwft van toepassing. De Deken is met de handhaving en uitvoering belast, dit volgt uit artikel 1d.
De advocaat licht toe dat het advocatenkantoor kan worden getypeerd als een provinciaal opererend kantoor met voornamelijk vaste klanten uit de regio. Normaliter trekt het kantoor niet het type cliënt dat in een risicogroep zit waar het om witwassen of terrorismefinanciering gaat. Het toegepaste aannamebeleid is uitermate kritisch. Om die reden is het advocatenkantoor onvoldoende bezig geweest met het formaliseren van het beleid.
De rechter verwerpt dit verweer: Het staat vast dat de advocaat geen schriftelijk vastgelegd Wwft-beleid had en dat verweerder daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De omstandigheden die de advocaat daartegenover aanvoert, rechtvaardigen het ontbreken van een vastgelegd Wwft-beleid niet.
Ongebruikelijke transactie
Om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen dienen Wwft-instellingen ongebruikelijke transacties te melden aan de Financiële inlichtingen eenheid, de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU-Nederland). Het gaat daarbij om reeds verrichte transacties en om voorgenomen, maar nog niet verrichte, transacties.
Uit de indicatorenlijst uit het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 gelden voor advocaten de volgende objectieve indicatoren:
“- Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme.
– Een transactie voor een bedrag van € 10.000,– of meer, betaald aan of door tussenkomst van de instelling in contanten”.
De raad stelt vast dat sprake is van een bedrag dat vér boven de grens van € 10.000,- ligt. Dat contante bedrag (€ 570.000,-) is vervolgens in opdracht van advocaat giraal gemaakt, zo volgt ook uit de aanvullende overeenkomst van opdracht. Daarvoor heeft de advocaat [het geldtransportbedrijf] opdracht gegeven. Het contante bedrag is vervolgens door tussenkomst en op instructie van verweerder in girale vorm overgemaakt naar de derdengeldenrekening van het kantoor van verweerder. Dit is gelijk te stellen met een contante betaling
Voor zover de verweerder erop wijst dat de andere instellingen, zoals [het geldtransportbedrijf], de bank en de notaris, ook onder de Wwft vallen en een melding hadden kunnen doen, ontslaat dat de advocaat niet van zijn eigen verplichtingen om de Wwft na te leven. Uitgangspunt is immers dat iedere schakel een eigen verantwoordelijkheid heeft bij het doen van een melding en dat er niet vanuit kan worden gegaan dat dit wel aan een andere Wwft-plichtige instelling kan worden overgelaten. Die eigen verantwoordelijkheid rust ook op advocaten en zij kunnen dat niet afschuiven op de andere schakels die vallen onder de Wwft. Dat de Belastingdienst al op de hoogte was van het contante geld, doet evenmin af aan de verplichting om een melding te doen.
Contant geld
De tuchtrechter heeft besloten dat het klachtonderdeel over het aannemen van contant geld gegrond is. De verweerder heeft in strijd met artikel 6.27 lid 3 van de Verordening op de advocatuur (hierna: Voda) gehandeld doordat hij een geldbedrag in contacten met een waarde van € 5.000,- of meer (te weten een bedrag van € 572.179,-) heeft aanvaard, zonder voorafgaand overleg met de deken te plegen.
Het aannemen van contante betalingen door verweerder is in strijd met artikel 6.27 van de Voda. Dit artikel stelt duidelijke grenzen aan het aannemen van contante gelden door advocaten, waarschijnlijk om transparantie en controleerbaarheid te waarborgen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aangedragen door de advocaat die zouden kunnen rechtvaardigen waarom contante betalingen zijn aangenomen. Bovendien is er geen voorafgaand overleg geweest met de deken, wat mogelijk had kunnen bijdragen aan een rechtvaardiging.
Hoewel de Voda zelf geen expliciete sancties oplegt voor het schenden van artikel 6.27, kan een advocaat op basis van artikel 46 van de Advocatenwet alsnog tuchtrechtelijk aansprakelijk worden gehouden. Artikel 46 richt zich op gedragingen die een behoorlijk advocaat niet zouden betaamt, wat breed geïnterpreteerd kan worden.
Geheimhoudingsplicht
De advocaat stelt dat hij de melding heeft gedaan onder dreiging van de deken, die anders zelf de melding zou doen. Dit benadrukt een spanningsveld tussen de autonome beslissingsruimte van verweerder en de rol van de toezichthouder. De advocaat stelt dat klachtonderdeel 4 in strijd is met de Wwft en daarom ongegrond moet worden verklaard. De Wwft verplicht meldingsplichtige instellingen om transacties te melden die als ongebruikelijk worden beschouwd, maar verweerder betoogt dat hij niet verplicht was tot deze melding.
Nu klachtonderdeel 2 (ongebruikelijke transactie) gegrond is verklaard en de raad heeft geconcludeerd dat de verweerder uiteindelijk terecht is overgegaan tot het doen van een melding, behoeft dit klachtonderdeel volgens de raad geen bespreking meer.
Conclusie
Deze uitspraak onderstreept het belang van naleving van zowel de Wwft als de Voda door advocaten, en benadrukt de verantwoordelijkheid van advocaten om hun kantoororganisatie zodanig in te richten dat deze wet- en regelgeving correct wordt nageleefd. De opgelegde schorsing dient als duidelijke waarschuwing tegen nalatigheid op dit gebied.
Sorry, the comment form is closed at this time.